Woordvolgorde in het Esperanto
Normen, taalgebruik en universalia
In 1887 publiceerde Zamenhof het ontwerp van een taal die bedoeld was als eerste vreemde taal voor de communicatie tussen alle mensen met verschillende moedertalen: Esperanto. Zijn grammaticaregels, in 1905 definitief vastgelegd, besloegen niet meer dan een paar pagina’s. Regels voor de woordvolgorde ontbraken daarin totaal. Zamenhofs aanpak was praktischer. Niet voorschriften, maar voorbeelden moesten de taalgebruiker leiden: brieven, tijdschriftartikelen, originele en vertaalde literatuur. Zijn kennis van een tiental, vooral Indo Europese talen heeft op de zich ontwikkelende zinsbouw van het Esperanto uiteraard een stempel gedrukt.
Schrijvers en sprekers vanuit tientallen verschillende talige achtergronden hebben de afgelopen eeuw verder vorm gegeven aan de taal, een proces dat tot op de dag van vandaag voortduurt. Zij konden en kunnen hierbij profiteren van de lage acceptatiedrempel in de grammatica, waarin iets pas echt ‘fout’ is wanneer er sprake is van een vergrijp tegen het beperkte setje regels uit 1905.
Deze studie laat zien dat het huidige Esperanto gekenmerkt wordt door een autonome zinsbouw, die weliswaar van een aantal syntactisch gedefinieerde basispatronen uitgaat, maar die de taalgebruikers veel speelruimte biedt om daarvan af te wijken. Zulke afwijkende patronen blijken zeer systematisch aangestuurd te worden door factoren van pragmatische aard (de beoogde boodschap van de uiting) en door onderlinge verschillen in complexiteit van de zinsdelen, dit alles conform een aantal universalia van natuurlijke taal waaraan deze processen getoetst zijn.