Kinderen die niet of nauwelijks kunnen spreken krijgen tegenwoordig in revalidatiecentra, scholen voor speciaal onderwijs of instellingen voor verstandelijk gehandicapten instructie in het gebruik van Ondersteunende Communicatie. Daarbij wordt gebruik gemaakt van gebaren, gezichtsuitdrukkingen, blikrichtingen (wijzen met de ogen) of speciale communicatiehulpmiddelen met bijvoorbeeld foto’s, tekeningen en grafische symbolen. Door een symbool aan te wijzen kan het kind zijn bedoeling duidelijk maken. Ondanks deze hulpmiddelen verloopt de alledaagse communicatie van deze kinderen vaak heel moeizaam en veel kinderen blijven steken in een passieve en afhankelijke rol.
Om de alledaagse communicatie te verbeteren is een speciaal programma ontwikkeld: Communicatieve Ontwikkeling van niet-sprekende kinderen en hun Communicatie Partners. In dit COCP-programma krijgen ouders en andere volwassenen die belangrijk zijn in het leven van het niet-sprekende kind (grootouders en andere familie, vrienden, buren, leerkrachten, therapeuten) begeleiding en instructie aan de hand van video-opnames over manieren om de communicatie bij het kind te stimuleren.
Deze studie beschrijft een longitudinaal onderzoek naar de effecten van het COCP-programma op de communicatieve ontwikkeling en de taalverweving van drie niet-sprekende meisjes die bij de start van het onderzoek ruim twee jaar oud zijn. Het onderzoek, dat een periode van bijna drie jaar beslaat, is gebaseerd op tweemaandelijkse video-opnames van de natuurlijke interactie tussen kind en moeder en tussen kind en leidster van de peutergroep. Analyses van enerzijds de gesprekspatronen en anderzijds de communicatievormen geven inzicht in de effecten bij zowel de kinderen als hun volwassen gesprekspartners.