Marja Roelofs (1955) startte na haar VWO-opleiding met de studie Spaanse Taal en Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Na haar propaedeuse heeft zij gekozen voor de doctoraalstudie Algemene Taalwetenschap. Daar specialiseerde zij zich in taalverwerving en taalontwikkelingsstoornissen.
Na het behalen van haar doctoraal (1988) heeft zij enige tijd als onderzoeker gewerkt bij de vakgroep Fonetiek, waarna zij in 1991 gestart is met haar promotieonderzoek naar de verwerving van pragmatische vaardigheden bij kinderen in de vroegschoolse leeftijd. Tijdens deze periode heeft ze deelgenomen aan diverse onderzoeksprojecten, onder andere op het NIAS te Wassenaar.
In dit proefschrift wordt de ontwikkeling van een groot aantal pragmatische aspecten bij Nederlandstalige kinderen in de leeftijd tussen 4 en 9 jaar beschreven. Deze aspecten zijn bestudeerd in twee verschillende genres van taalgebruik, namelijk een conversatie met een volwassene (STAP-gesprek) en een vertelling. De verwerving van de produktie van spontane taal staat hierbij centraal.
De eerste hoofdstukken richten zich op een beschrijving over het pragmatische onderzoeksveld in het algemeen en op pragmatische ontwikkeling in het bijzonder. Aan de hand van de resultaten, gepresenteerd in de hoofdstukken 4, 5 en 6, worden in hoofdstuk 7 een aantal pragmatische ontwikkelingslijnen geschetst.
Dit boek is bedoeld voor onderzoekers op het terrein van pragmatiek en pragmatische ontwikkeling. Verder is dit proefschrift zeer bruikbaar voor mensen, werkzaam in de logopedische praktijk, die kinderen met problemen op het gebied van taalgebruik behandelen.